Woensdagmiddag 23 november vond de aftrap van het Open Planbureau plaats. Traditioneel is het Centraal Planbureau (CPB) het instituut dat beleidskeuzes op economische effecten doorrekent. Maar zijn de modellen die het CPB gebruikt nog wel up-to-date? En meer in het algemeen: kun je een probleem oplossen met hetzelfde systeem waarin het is gecreëerd?
Met deze vragen begon het Open Planbureau haar zoektocht. Tijdens de eerste bijeenkomst werd een aanzet gedaan voor deze complexe maar noodzakelijke ontdekkingsreis. Maar eerst nog eens het ‘waarom’ van het Open Planbureau.
Patroon van éénkennigheid en erosie
“Cities contain the seeds of their own regeneration.” Dit stelde Jane Jacobs, socioloog en activist, 55 jaar geleden tijdens het hoogtepunt van het stedelijk modernisme. Zij bepleitte een radicaal lokale, contextuele en sociale kijk op de stad, tegenover het denken in blauwdrukken en financieel-economische waarde.
In 2016 staat dit citaat van Jacobs moddervet in de opening van het rapport Cities of Opportunity van PriceWaterhouseCoopers. Volgens PWC krijgt de stad waarde dankzij ‘doorgaande investeringen’ van bedrijven, beleidsmakers en burgers—in die volgorde. PWC’s toppers? Londen en Singapore, en natuurlijk de snelle vaderlandse stijger in de toeristen- en brievenbusbranche: Amsterdam.
Betekent dit een omarming van het gedachtegoed van Jacobs door de corporates, of eerder een vijandige overname? Jacobs’ grote verhaal was dat stedelijke kernkwaliteiten, zoals vertrouwen en veerkracht, wortelen in het eigengereide sociale leven dat planners en statistici hooguit als ruis waarnemen. “To see complex systems of functional order as order, and not as chaos, takes understanding,” zegt Jacobs hierover. Dat inzicht is nog altijd niet onvoldoende ontwikkeld in het beleidscircuit. Daardoor krijgt de markt ruim baan om de waarde te verzilveren terwijl het sociale weefsel in het gedrang komt.
Hier komt het Open Planbureau in actie. Het patroon van een dominant éénkennig waardebegrip, asymmetrische planning, en het eroderen van sociale structuren herhaalt zich steeds vaker en heviger. We vinden deze processen ook terug bij economische benutting van het ecologische leven en op het internet. Dit vraagt om een doordacht weerwoord. Tijdens de eerste sessie, woensdagmiddag 23 november, kwamen wij daarom bijeen om ons in deze materie te verdiepen en te proberen de patronen expliciet te maken.
Open Planbureau #1: de verkenning
Een kleine veertig mensen, van zeer diverse achtergrond, verzamelde zich in het Theatrum Anatomicum van de Waag. Marleen Stikker, directeur van Waag Society, leidde de middag in. Het idee om een soort Open Planbureau te organiseren stamt al uit de jaren negentig, vertelde ze. Het Centraal Planbureau begon toen met de doorrekening van verkiezingsprogramma’s, waardoor de programma’s een gezamenlijk referentiepunt kregen. Het werd snel belangrijker gevonden om de programma’s te verhouden tot die eenduidige economische ‘waarheidsmachine’ dan tot de waarden en wereldbeelden van de kiezer. Maar moeten de publieke waarden zich aanpassen aan de CPB-modellen, of moeten de modellen zich aanpassen aan de waarden van het publiek? In 2016 lijkt deze vraag volgens Marleen urgenter dan ooit.
Socrates Schouten gaf vervolgens een analyse van hedendaagse waardecreatie en -benutting en de manier waarop modellen die al dan niet in kaart brengen. Het conceptuele kader waarmee het Open Planbureau van start gaat, is dat van de ‘commons’, het gemeengoed. Dat is een interpretatie van het sociale en ecologische leven waar dankzij onderzoekers zoals Elinor Ostrom een rijk institutioneel begrip van is ontstaan. Maar als framework voor de analyse van maatschappelijke ontwikkeling is het nog lang niet zo ver ontwikkeld als de modellen binnen de neoklassieke economie en de econometrie. Heeft deze invalshoek de potentie om diversiteit aan te brengen in de sfeer van planning en publiek debat? Daarover gingen de aanwezigen in gesprek.
Voorzien was een indeling in open gesprekstafels die elk een thematisch vraagstuk als beginpunt kregen, maar de vrijheid hadden om zelf opnieuw op zoek te gaan naar de eigenlijke vraag. Na enig schuiven ontstonden er vijf tafels. Twee tafels richtten zich op een geografisch domein: één het stedelijke, en één het landschappelijke niveau. Twee tafels richtten zich op de vraag: hoe kunnen we ‘open’ zijn, ofwel: opnieuw mensen betrekken, en hun basiswaarden centraal stellen, bij planning en governance? En één tafel bevroeg, na een omweg of twee, de bestaansreden van ‘het planbureau’ als een verzamelpunt van feiten en modellen.
Na een uur van bedachtzame gesprekken was de eerste en voorname conclusie: het begrippenkader is cruciaal. Willen we als Open Planbureau slagen, en als samenleving in het algemeen stappen vooruit zetten, dan is een zekere ‘herbronning’ nodig om onze waarden, verwachtingen en rollen opnieuw bespreekbaar te kunnen maken. Zo’n begrippenkader zou tegelijkertijd ruimte moeten bieden aan de professionele omgeving voor gedetailleerde analyses, als intuïtief, herkenbaar en bruikbaar zijn voor het grote publiek.
De stedelijke en de landschappelijke tafel stuitten in hun zoektocht op de noodzaak om processen en functies te kunnen omschrijven, in plaats van het simpelweg ‘registreren’ van feiten en eigenschappen. Het begrippenkader daarvoor is nog louter kwalitatief en ontbeert consensus. Ook de ‘wat is open’-tafels worstelden met het benoemen en bespreken van waarden. Ze merkten op dat we de aannames die ten grondslag liggen aan modellen in het publiek debat moeten worden gebracht en besproken. Of het effectief is om dat op basis van feiten te doen, of op basis van emoties, bleef een onopgeloste zaak.
Welke rol kan het Open Planbureau dan innemen? Iedereen was het erover eens dat de verbreding van perspectief zeer nodig en waardevol is. Maar hoe? Een onderzoeker naar de historie van het modelleerwerk van het CPB constateerde dat de zoektocht van de groep leek op het CPB in de begindagen van Jan Tinbergen: een denkgemeenschap die probeert om welvaart en economie in de breedste zin des woorden te bestuderen en meten. De toegevoegde waarde van het Open Planbureau zit hem daarbij niet zozeer in feiten of doorrekenen, maar om het agenderen van actuele processen. Voor de één was het aanleiding om een ‘Centraal Pijnbureau’ uit te roepen, terwijl de ander graag als een schil ‘om’ het CPB zou willen functioneren en de feitenrijkdom van dat instituut juist zoveel mogelijk te benutten en politieker te maken.
Op naar Open Planbureau #2: instrumenteren
Woensdag 14 december om 15:00 zet de tocht zich voort. Op basis van drie uiteenlopende modellen, elk met een eigen benadering van meervoudige waarde en brede (duurzame) welvaart, proberen we om de inzichten opgedaan in sessie 1 om te zetten in nieuwe begrippen en instrumenten. Wil je meewerken aan dit initiatief? Meld je dan nu aan.