Op 21 februari verzamelden zich circa twintig vrijwilligers om de verkiezingsprogramma’s voor de aanstaande Tweede Kamer-verkiezingen te analyseren. Centraal in de Open Planbureau-analyse staat het ‘commonsperspectief’. Commons, in het Nederlands ook wel ‘meenten’ of (als geheel) ‘het gemeengoed’ geheten, zijn gezamenlijk gecreëerde en onderhouden hulpbronnen en diensten (resources). De commons berusten op het principe van open, collaboratieve actie. Het Open Planbureau agendeert en onderzoekt dit perspectief om tegenwicht te bieden aan de oplopende economische en sociale spanningen in de maatschappij. De verkiezingen van 15 maart zijn gekozen als actuele casus om eens op warm te draaien.
De deelnemers aan de bijeenkomst verdeelden zich in tweetallen, die elk een partij uitkozen om te screenen op de commons. Centraal stond de methode die speciaal voor deze dag was ontwikkeld door Open Planbureau-trekker Socrates Schouten met medewerking van zijn collega’s van Waag. Het uitgangspunt van deze methode is dat zowel in het technologische domein, als in de leefomgeving, de stad en het internationale domein patronen voordoen die vanuit de commons goed begrepen kunnen worden. Vandaag was het zaak om te kijken of onze politieke partijen die patronen ook doorhebben en de commonsbril hanteren om over oplossingen na te denken.
Tijdens de inleiding tot de middag werd, als voorproef, het programma van de PVV doorgenomen. Er ontstond onmiddellijk discussie over de vraag of de eenmanspartij wel of geen punt verdiende op het vlak van directe democratie. Wilders’ pamflet roept namelijk wel op tot ‘directe democratie’, maar noemt daarbij alleen de relatief polariserende vorm van referenda. Verder staat het hele programma sterk op gespannen voet met de uitgangspunten van de commons – solidariteit, samenwerking, openheid en duurzaamheid. Uiteindelijk kreeg het A4’tje één van de in totaal 80 mogelijke punten toegekend, terwijl een minderheid pleitte om het toch maar op nul te houden.
Met de methode in de hand probeerden de deelnemers vat te krijgen op de prozaïsche ‘palingen’ die door de partijen waren voortgebracht. Hoe scoren de partijen op criteria van de commons, zoals openheid, collaboratieve economie en gemeenschappelijk erfgoed? De methode bleek nog niet zodanig waterdicht dat de partijen geheel gelijk werden benaderd: vermoede favorieten werden strenger gekeurd dan partijen waarvan niet zoveel werd verwacht. Maar het lag ook aan de teksten zelf. Partijen die in de wandelgangen een integrale visie heetten te hebben, blonken toch niet uit in programmatische samenhang.
De linkse partijen
De SP toont veel ambitie, maar heeft weinig ideeën hoe de burger erbij te betrekken. De zelforganisatie van burger wordt niet erg gestimuleerd. Het is opvallend dat de SP juist uitgaat van veel regelgeving en financiële prikkels. Internationaal gooit de partij hogere ogen: de tekst vertoont, ten opzichte van het partij-imago, een verrassend sterke blik naar buiten.
De PvdA laat zich duidelijk zien als een bestuurlijke middenpartij. Over de hele linie is aannemelijk dat ze wel benul hebben van het commonsdenken, vooral op het vlak van de burgersamenleving. Maar de aanpak is heel veilig benaderd: de partij wil gaan onderzoeken hoe het moet; misschien nu al gericht op het compromis en de polder? Ook opvallend: het internationale domein lijkt niet meer te leven.
GroenLinks kreeg een hoge score op visie en intentie, maar lager op praktische uitvoering. De speerpunten zijn overduidelijk groen en links, maar richten zich opvallend sterk op Nederland. Er wordt niet verwezen naar een internationale groene beweging. GroenLinks wil meer directe democratie, maar ook hier is de uitwerking beperkt. De technologische paragraaf was wel beter ontwikkeld dan verwacht.
De uitdagers
De Partij voor de Dieren is één van de partijen waarbij de verwachtingen hoger waren dan uiteindelijk in het programma werd teruggevonden. De natuurstandpunten zijn uitvoerig en vrijwel compleet, dat pleit in het voordeel. Ook technologie wordt recht gedaan met onder andere een flink stuk over privacy. Maar samenhang ontbreekt; de hoofdstukken lijken los van elkaar geschreven. Vooral bij internationaal constateren de onderzoekers een ‘schaduwzijde’: veel van de voorstellen zijn ronduit onuitvoerbaar.
Ook van de Piratenpartij werd aardig wat verwacht als het aankomt op nieuw, uitdagend denken. Maar het komt niet echt uit de verf. Technologie staat hoog op de agenda, maar de benadering is meer fragmentarisch dan dat het van een systeemperspectief getuigt. Het sociaal-culturele bleef, volgens de onderzoekers, hangen bij thema’s als intellectueel eigendom en het basisinkomen.
Het Forum voor Democratie dan? Daar bleef niet veel van heel. Hoewel democratievernieuwing hoog in het vaandel lijkt te staan, komt de burger vrijwel niet voor en wordt er gekozen voor een weinig overtuigende ‘sterke man-oplossing’.
Het radicale midden dan?
In het CDA-programma werd een partij van de oude stempel herkend. Trends die met de commons te maken hebben, worden gemist. Met als positieve uitzondering de right to challenge: als er een groep burgers is die iets beter kan organiseren dan de overheid of een private partij, krijgen ze die kans van het CDA. Het programma bevat verder veel mooie woorden over burgerschap en sociale cohesie, maar implementeert dit niet overtuigend. En de partij roept veel over innovatie (waaronder de circulaire economie), maar werken ook dit niet consequent uit, waardoor de programmapunten niet in een groter geheel zijn ingebed.
Van de andere partijen liet de ChristenUnie de grootste affiniteit met de commons zien; burgerschap en zeggenschap is voor die partij een doel op zich, waarbij ook de internationale dimensie werd meegenomen. D66 en VVD verschilden behoorlijk in duurzame en sociale ambities, maar konden zich beide geen commonsprofiel aanmeten.